|
1. |
leugen zn. 'onwaarheid' categorie: geleed woord Onl. lugina 'leugen' in in fan lugenon 'en door leugens' [10e eeuw; W.Ps.]; mnl. logene 'leugen' [1240; Bern.], lueghene [1270-90; CG II], lueghen [1400-20; MNW-R]. Leugen is ontstaan uit Oudnederlands lugina, waarbij de -u- met i-umlaut en daarna rekking in open lettergreep -eu- werd. Os. lugina (mnd. lögene); ohd. lugina (nhd. Lüge); ofri. leine (nfri. leagen < ljeagen, met -n o.i.v. mnl. logene en stamklinker van ofri. liāga 'liegen'); oe. lygen (ne. lie); nzw. lögn; < pgm. *luginō- 'leugen'. Daarnaast pgm. *lugī- 'id.', waaruit: ohd. lugi; on. lyge. Beide ablautend (nultrap) gevormd bij de wortel pgm. *leug- van liegen. Fries: leagen
|
naar boven
|