1.   letter zn. 'geschreven taalteken'
categorie:
leenwoord
Mnl. lettere 'brief, oorkonde; letter' in met sinen lettren 'door middel van zijn oorkonde' [1236; CG I], littere 'letterteken, opschrift' [1240; Bern.], Griexse lettren 'Griekse letters, het Griekse alfabet' [1285; CG II], dar heft hi lettren toe ghesent 'daar heeft hij brieven naar toe gestuurd' [1285; CG II]; vnnl. letter 'geschreven taalteken' [1550; Lambrecht].
Ontleend aan Frans lettre 'letter' [1130; Rey], eerder al 'geschrift' [ca. 980; Rey] (zie ook bellettrie), ontwikkeld uit Latijn littera 'letter', mv. litterae 'letters, tekst, geschrift, ambtelijk document', verdere herkomst onzeker, wellicht verwant met Latijn linere 'insmeren', Grieks alínein 'id.' (zie lijm), waarbij dan moet worden gedacht aan het procédé waarbij tekens worden aangebracht met verf of inkt; zie ook literatuur. Naast littera kende het Latijn ook litera, o.i.v. litum, verl.deelw. van linere. De nevenvorm mnl. littere gaat misschien rechtstreeks terug op het Latijn, maar kan ook een gewestelijke variant zijn, met invloed van Middelhoogduits litter (Duits Letter). De betekenis 'geschrift' komt ook in het Middelnederlands veel voor, net als in het Latijn vaak in het meervoud. Deze betekenis hield tot in het Vroegnieuwnederlands stand, wellicht onder invloed van Frans lettre, dat nog steeds zowel 'letter' als 'brief' betekent. Zie ook letteren.
hoofdletter zn. 'grote letter, gebruikt voor eigennamen e.d.'. Vnnl. in de ghemene als óóck inde hóófdletteren 'in de kleine evenals in de hoofdletters' [1584; Twe-spraack]. Leenvertaling van Neolatijn lit(t)era capitalis, letterlijk 'hoofd-letter', voor het tweede woord zie kapitaal 1. Synoniemen zijn: grote letter (groote letter [1628; Ampzing]), leenvertaling van het Neolatijnse synoniem lit(t)era maiuscula, letterlijk 'iets grotere letter', waarin het tweede woord een verkleinwoord is van maior 'groter', zie majoor; en als drukkersterm kapitaal (capitael litteren [1500; Stall.], kapitaelen, ofte hoofd-letteren [1628; Ampzing]), rechtstreeks of via Frans capitale 'id.' [1567; Rey] teruggaand op Latijn (lit(t)era) capitalis. Minder gebruikelijk is majuskel 'hoofdletter' (majuskelschrift [1883; WNT]), dat ontleend is aan Frans majuscule 'id.' [1718; Rey]. ◆ kleine letter zn. 'gewone letter'. Vnnl. kleyne letter [1628; Ampzing]. Leenvertaling van Neolatijn lit(t)era minuscula, letterlijk 'iets kleinere letter', waarin het tweede woord een verkleinwoord is van minor 'kleiner', zie minder. Ouder is de benaming ghemene letteren (mv.), letterlijk 'gewone letters' [1584; Twe-spraack]. Synoniem is onderkastletter (nnl. onderkas letters [1801; Janssen 1982]), verkort tot onderkast [1876; WNT], zo genoemd naar het onderste, best bereikbare gedeelte van de letterkast van de zetter, maar ook na het tijdperk van handmatig letterzetten in gebruik gebleven. Het is nog steeds vooral een drukkersvakterm en staat daarbij tegenover de kapitaal, zie boven. Minder gebruikelijk, behalve in de schriftgeschiedenis, is het synoniem minuskel (minuskelschrift [1883; WNT]), dat ontleend is aan Frans minuscule 'id.' [1690; Rey].
Literatuur: Ruijsendaal 1989, 128-130; F.A. Janssen (red., 1982), Zetten en drukken in de achttiende eeuw: David Wardenaar's beschrijving der boekdrukkunst (1801), Haarlem, 158
Fries: letter ◆ haadletter ◆ lytse letter


  naar boven