1.   omineus bn. 'onheilspellend'
categorie:
leenwoord
Vnnl. omineux 'rampzalig' [1654; Meijer], omineus [1658; Meijer].
Via Frans omineux 'id.' [1594; TLF] ontleend aan Latijn ōminōsus 'van grote voorbetekenis', afgeleid met het achtervoegsel -ōsus 'vol van' van ōmen '(onheilspellend) voorteken', verdere herkomst onbekend.
Fries: omineus


  naar boven