1.   fysisch bn. 'lichamelijk; betreffende de natuur, natuurwetenschappelijk'
categorie:
leenwoord, geleed woord, vormverschil België/Nederland
Nnl. physisch 'lichamelijk' in het Physisch gestel [1786; WNT]; 'natuurlijk, betreffende de natuur' in de phijsische waereld [1799; WNT uitoefening], 'natuurwetenschappelijk' in Phijsische ... Instrumentmakers [1808; WNT].
In de verouderde betekenis 'lichamelijk', vaak in contrast met psychisch, en dan synoniem met fysiek, is het ontleend aan Duits physisch 'id.' [16e eeuw; Pfeifer] en daar afgeleid van Physis 'het lichamelijke', ontleend aan Grieks phúsis, zie fysica. In de betekenis 'natuurwetenschappelijk' is het een bn. bij fysica, gevormd met -isch naar analogie van Frans physique en Engels physical in die betekenis.
Er is betekenisdifferentiatie ontstaan tussen fysisch en fysiek: in de huidige standaardtaal betekent fysisch niet meer 'lichamelijk' en is het niet synoniem met fysiek. In het BN wordt fysisch soms nog wel gebruikt in de betekenis 'lichamelijk', omdat fysiek wordt aangevoeld als Frans.
Fries: fysysk


  naar boven