1.   umlaut zn. 'fonetisch bepaalde klankwisseling'
Nnl. umlaut 'klinkerwijziging' in van plat komt pletten, van rap, reppen ... de Umlaut [1846; WNT], Umlaut is een klankwijziging veroorzaakt door een klank der volgende lettergreep [1890; WNT].
Ontleend aan Hoogduits Umlaut 'klinkerwijziging' [1774; Grimm], gevormd uit het voorvoegsel um- 'om, anders', zie om, en Laut 'klank', zie geluid.
Volgens Grimm is het woord door de Duitse dichter en geleerde Friedrich Gottlieb Klopstock (1723-1803) bedacht als purisme; het is dan een Duits equivalent voor het aan het Latijn ontleende Mutation 'verandering, mutatie'.
Fries: umlaut


  naar boven