1.   iep zn. (NN) 'loofboom (geslacht Ulmus), olm'
categorie:
waarschijnlijk substraatwoord
Vnnl. yepenboom 'olm' [1567; WNT], de jonge nieuwe geplante Ypen, Eycken ofte andere Boomen [1593; WNT smijten]; daarnaast in de vormen ijpenboom, eipenboom 'olm' [1599; Kil.]; nnl. iepenboom [1787; Marin NF].
Herkomst onbekend. Het woord komt uitsluitend voor in het Nederlands, het Fries: yp, ipe(re)nbeam, en het Rijnlands: Effe, Iffe, Ipfe. De boom heet in het BN en verouderd NN olm < Latijn ulmus; ook de andere Germaanse talen en het Frans hebben een met olm verwant woord. Het Frans kent echter ook ypréau 'iep' [1801; TLF] < ypereau [1694; TLF] < yppereaus [1432; TLF], waarvan wordt aangenomen dat het een geoniem is, genoemd naar de Belgische stad Ieper, Frans Ypres, waar zeer veel van deze bomen zouden zijn geweest. Hetzelfde wordt aangenomen van Spaans olmo de Ipre; Duits Iper(baum) is ontleend aan het Frans. Voor de herkomst van de plaatsnaam Ieper bestaan twee theorieën; afleiding van de boomnaam, zonder verdere opheldering van de herkomst daarvan, of afleiding van de oude riviernaam Iepere, thans Ieperlee.
Dat ook de Nederlandse boomnaam van de plaatsnaam Ieper zou zijn afgeleid, lijkt zeer onwaarschijnlijk: benoeming van een boom naar een plaats is hoogst ongebruikelijk, en bovendien zou men dan ieper verwachten i.p.v. iep. Wellicht moet gedacht worden aan ontlening aan een voor-Germaanse substraattaal; dat kan dan ook gelden voor de Franse boomnaam en voor de riviernaam. Voor substraatherkomst pleiten het betekenisveld flora en de gevonden klinkervariatie: naast de vorm iep, die Standaardnederlands is geworden, en de gediftongeerde vorm ijp bestaat de gewestelijke vorm Kempens eep. Die laatste vorm is wrsch. al zeer oud, want hij is in de Middeleeuwen door Nederlandse kolonisten meegenomen naar oosten van Duitsland, waar hij dialectisch voortleeft als äp (Teuchert 1972). Met Fries yp [18e eeuw], als dat althans geen ontlening aan het Nederlands is, wijst dit alles op een klinker pgm. *ai. Mogelijk is er verband met de naaldboomnaam ijf.
Literatuur: H.M. Heybroek (2002), 'Ulmen in Geschichte und Kultur', in: Mitteilungen der Gesellschaft für dendrologische Geschichte 87, 147-161


  naar boven