1.   petroleum zn. 'vloeibare brandstof'
categorie:
leenwoord
Mnl. peterolie, pieterolie 'steenolie, aardolie, meestal gebruikt als artsenij' in olie van lelyen ... of peterolie, of enegerande hete olie 'olie van lelies, of steenolie of enigerlei warme olie' [1351; MNW-P], pieterolye ende cruyden ... nae advys vanden doctoiren, toegelaeten 'steenolie en kruiden op advies van de geleerden toegelaten (in de stad)' [15e eeuw; MNW]; nnl. petroleum 'aardolie' in bronnen die Petroleum opgeeven [1791; Vad.lett., 89], bepalingen omtrent den opslag van petroleum [1862; WNT].
Ontleend aan middeleeuws Latijn petroleum, gevormd uit klassiek Latijn petra 'steen' en oleum, zie olie. Het woord betekent dus letterlijk 'steenolie'. Latijn petra is ontleend aan Grieks pétrā 'id.' (naast minder frequent pétros, zie peterselie), van onbekende verdere herkomst.
Aardolie is al sedert de oudheid bekend. Vanaf de 19e eeuw wordt de olie veel beter gezuiverd en wordt deze onder de middeleeuws-Latijnse naam petroleum een veel gebruikte brandstof voor lampen en kooktoestellen; de oude naam peterolie (NN) bleef in de omgangstaal echter ook in gebruik, bijv. in peterolie, gas en electriciteit [1907; WNT peterolie], peterolie "volksterm: petroleum" [1960; Koenen].
peut zn. (NN) 'terpentine; petroleum'. Nnl. peut (met de aantekening "volkstaal en soldatentaal") 'petroleum of benzine' [1961; Van Dale], ook 'terpentine' [1976; Van Dale]. Verkorting van petroleum. Volgens het WNT kon in pet(e)rolie de klemtoon ook op de eerste lettergreep vallen; dit heeft mogelijk geleid tot een "platte" uitspraak péutrolie > péutolie, en bij verkorting peut.
Fries: petroalje ◆ -


  naar boven