1.   refereren ww. 'verwijzen'
categorie:
leenwoord
Vnnl. refereren 'naar de andere partij verwijzen' [1503; WNT], refereren 'overbrengen, verslag uitbrengen' [1553; WNT], refereren aan 'verwijzen naar' [1638; WNT], De Ordonnantien ... waer aen ... wert gerefereert 'de verordenigen waarnaar wordt verwezen' [1645; WNT kortheid].
Ontleend aan Oudfrans referer (modern Frans référer) 'rapporteren, berichten' [1370; Rey], ontleend aan Latijn referre 'terugbrengen, rapporteren, overbrengen', gevormd met het voorvoegsel re- 'terug-' bij ferre 'dragen, brengen', verwant met baren. Zie ook referendum.
referentie zn. 'verwijzing'. Nnl. referentie 'getuigschrift, aanwijzing' in goede referentiën [1884; WNT], referentie 'verwijzing naar personen of handelshuizen die bereid zijn om inlichtingen te verstrekken' [1908; Baale]. Ontleend aan Frans référence 'verwijzing' [1820; Rey], dat zelf ontleend is aan Engels reference 'verwijzing (naar een passage in een boek waar bepaalde informatie gevonden kan worden)' [1612; OED], eerder al 'toewijzing, doorverwijzing' [1589; BDE], in het Engels gevormd als afleiding van refer 'verwijzen' < Middelengels referren 'terugvoeren, toewijzen' [ca. 1380; BDE], ontleend aan Latijn referre, al dan niet via Oudfrans referer.
Fries: referearje ◆ referinsje


  naar boven