1.   dwingeland zn. 'onderdrukker'
categorie:
geleed woord
Mnl. dwingelant 'heerser, tiran' [ca. 1410; MNW]; vnnl. Het bedrijf van desen dwingelandt 'het doen en laten van deze tiran' [1629; WNT].
Gevormd uit het werkwoord dwingen en het zn. land, dus eigenlijk 'die het land dwingt'.
Dit woordvormingsprocédé is nu in het Nederlands ongebruikelijk maar kwam vroeger vaker voor. In de standaardtaal is ze nog terug te vinden in brekebeen 'knoeier, sukkelaar', in verouderd stokebrand 'onruststoker', brekespel 'spelbreker', en in familienamen als Schietekat en Schelhaver.
dwingelandij zn. 'onderdrukking'. Nnl. dwingelandij 'id.' [1631; WNT]. Afleiding van dwingeland.
Literatuur: P. Schröder (1980) Van Aalmoes tot Zwijntjesjager, Baarn
Fries: twingneiltwingerij


  naar boven