1.   dinsdag zn. 'derde dag van de week'
categorie:
geleed woord
Mnl. dinsendaghs 'op dinsdag' [1269; CG I,133].
Mnd. dingesdagh, dingschedach (> nhd. Dienstag), daarnaast ohd. (Alemannisch) zîstag; ofri. tiēsdei (nfri. tiisdei); oe. tiwesdæg (ne. tuesday); on. tý(r)sdagr (nzw. tisdag); < *tiwes-dagaz naar de Germaanse god *Tiwaz, ohd. Ziu, oe. Tīw, on. Týr.
De etymologie is problematisch. De Nederlandse en Nederduitse vormen met d- zijn wrsch. niet ontstaan uit pgm. *Tiwaz (verwant met Sanskrit dēvá-h 'god', Avestisch daēva- 'demon', Latijn deus en dīvus 'god', Gallisch Devona 'godennaam', Oudiers dia 'god', Bretons doué 'god'; bij de wortel pie. *déiwo-s 'god' (IEW 185-186)), maar uit pgm. *Thingsus-dagaz, van Thingsus (de gelatiniseerde vorm) 'de god van de volksvergadering?' samenhangend met þing 'volksvergadering'. De naam van deze onbekende god Thingsus is aangetroffen in twee inscripties aan de Hadrianuswal in Engeland, 3e eeuw na Chr., van de hand van Twentenaren (cīves Tuihanti) die deel uitmaakten van een Friese militaire afdeling (cūneus Frisiorum), beginnend met 'Deo Marti Thingso...': de Frankisch-Saksische (of alleen Nederrijnse?) god Thingsus als equivalent van Mars. Vanwege de onbekendheid van Thingsus zijn er andere hypothesen: 1. De Vries gaat uit van *tiwas-daga > dīs(en)dag > dinsdag (-ns- naar analogie van woensdag). 2. FvW met FvWS gaan uit van twee Proto-Germaanse vormen, varianten van Thingso, namelijk pgm. *þingisa(n) > din(g)sdag en pgm. *þinhsa- > *þihsa- > *þêsa- > dīs(en)dag. 3. Pijnenburg gaat uit van pgm. *dīsna < *tiwisna of *dīsna < *tīs- < *tīwes. Uit *dīsna ontwikkelt zich disen(dag) en, via metathese, dīnse(dag). Moeilijk aanvaardbaar is de ontwikkeling van de pgm. -t- (van Tiwaz) naar de -d- van dinsdag, terwijl de overgang van pgm. -þ- (van Thingsus) naar -d- de normale ontwikkeling is; dus gaat dinsdag wrsch. terug op Thingsus of varianten daarvan.
Het Romeinse systeem om de dagen der week de naam te geven van hemellichamen, voornamelijk planeten, die op hun beurt naar Romeinse goden vernoemd waren, bijv. dies Martis 'dag van Mars, dinsdag', hebben de Germanen overgenomen; bij vier dagen hebben ze de Romeinse godennamen vervangen door de namen van hun eigen goden, namelijk *Tiwaz of Thingsus, Wodan, Donar en Frîja.
Literatuur: Jan de Vries (1929) 'Dinsdag', in: TNTL 48, 145-184; W.J.J. Pijnenburg (1980) Bijdrage tot de etymologie van het oudste Nederlands, Eindhoven
Fries: tiisdei


  naar boven