|
1. |
delven ww. 'graven' categorie: waarschijnlijk substraatwoord Mnl. delven 'graven': te deluene 'te delven' [1260; CG I, 71]. Reeds eerder in het zn. delf(t) 'gegraven water': Asmedelf 'Assendelft' [1000-50; Künzel 83]. Os. (bi)delban 'begraven'; ohd. (bi)telban 'begraven'; ofri. delva (nfri. dolle); oe. delfan 'graven' (ne. delve); < pgm. *delban- 'graven'. Kiliaan kent ook nog een woord dolven 'graven'. Verwanten komen verder alleen voor in de Balto-Slavische talen: Litouws délba, dálba 'breekijzer', delbti 'de ogen neerslaan'; Oudpruisisch dalptan 'werktuig'; Servo-Kroatisch dúbiti 'uithollen', Russisch dolbit' 'beitelen, uithollen', doloto 'beitel'. Ze zouden moeten teruggaan op een wortel pie. *dhelbh- 'graven' (IEW 246). De beperkte verbreiding van de wortel geeft echter te denken. Het zou een substraatwoord kunnen zijn. Fries: dolle
|
naar boven
|