1.   herbivoor zn. 'planteneter', bn. 'plantenetend'
categorie:
geleerde schepping
Nnl. herbivoor 'planteneter' [1881; WNT Aanv.], 'plantenetend' [1954; WNT Aanv. zweefvliegen]. Eerder al herbivorisch "kruidenetend" [1847; Kramers].
Internationaal wetenschappelijk neologisme uit Neolatijn herbivorus 'plantenetend', gevormd bij klassiek Latijn herba 'gras, kruid, plant', zie herbarium, naar analogie van reeds klassiek Latijn carnivorus 'vleesetend', zie carnivoor, dus met een tweede lid uit de stam van het werkwoord vorāre '(gulzig) eten, verslinden'.


  naar boven