1.   her bw. 'hierheen; sedert'
categorie:
erfwoord
Mnl. in herwert 'hierheen' [1240; Bern.], herwaert 'id.' [1260-70; CG II, Boeve], her ende gens 'overal heen' [1315-35; MNW-R], quam ... her an 'kwam hier aan' [1365-85; MNW-R], her neder 'hier neer' [eind 14e eeuw; MNW teriten]. In de standaardtaal nu alleen nog in vaste verbindingen: vnnl. van oudsher 'vanaf de oudste tijd' [1619; WNT] (mnl. van outs haer [1408-14; MNW]), her en der 'overal (heen)' (mnl. her ende daer [1450-1500; MNW-R]), herwaarts, van hot naar her 'alle kanten op' (vnnl. die nauwelijck en weten her oft hot 'die nauwelijks weten waarheen ze moeten gaan' [1550; MNW], d' een hot en d' ander her 'de een hierheen, de ander daarheen' [1621; WNT haar IX]).
Oude vorming uit het aanwijzend partikel pgm. *hi- zoals dat in diverse bijwoorden en persoonlijke voornaamwoorden voorkomt, zie verder hier. De Middelnederlandse variant hare is frequenter dan her, misschien naar analogie van dare 'daar, daarheen'. Beide varianten verouderden in de standaardtaal ten gunste van de samenstelling hierheen, zie heen, zoals ook daar de bewegingsbetekenis verloor aan daarheen. Dialectisch komen zowel her als hare nog voor.
Her in de uitdrukking van hot naar her is wrsch. hetzelfde woord. De etymologie van hot is echter volledig duister. FvW en Verc. noemen het een onomatopee, maar laten zich verder niet uit over het geluid dat zou worden nagebootst. Misschien is het oorspr. hetzelfde woord als hort 2 'weg' in de uitdrukking de hort op.


  naar boven