1.   bomen 1 ww. 'kletsen'
categorie:
geleed woord
Nnl. boomen 'babbelen, praten' [1883; WNT].
Wrsch. een verkorte formulering voor een boom opzetten 'babbelen, zwammen'. Die uitdrukking komt volgens het WNT sinds ca. 1875 voor in de taal van de Indiëgangers; de herkomst van de uitdrukking zelf is niet bekend. Naar het voorbeeld van iets op touw zetten wordt gedacht aan een uitdrukking uit de weverij, maar daar zegt men (op)bomen 'de geschoren ketting gelijkmatig op de kettingboom winden'. Eerder is te denken aan de boom bij het kaarten: één rechte streep waarbij bij elke gewonnen partij een dwarsstreep werd toegevoegd. Mogelijk betekent de uitdrukking dus 'beginnen met een spelletje kaart'.
Fries: bome


  naar boven