1.   amigo zn. (BN) 'arrestantenhok'
categorie:
leenwoord, alleen in België of Nederland, volksetymologie
Nnl. in den amigo steken 'in de gevangenis stoppen' [1847; WNT].
Ondanks de late attestatie is dit wrsch. een al in de 16e eeuw door de Spanjaarden in de zuidelijke Nederlanden ingevoerd begrip. Het Spaanse woord amigo betekent 'vriend' (< Latijn amīcus 'vriend', zie amice), en zou gebruikt zijn als verkeerde vertaling van vrient, een Brabantse ontronde vorm van het Middelnederlandse woord vroonte, vreunte 'gevangenis', oorspr. 'gevangenis van de heer' [1338; MNW vroonte], daarnaast ook eerder al 'gemeenschappelijke grond' [1294; CG I, 1984]; in beide betekenissen is dit woord nog te vinden in 1857: 's graven vrunt 'gevangenis van de graaf' en het verpachten der ... vroente [WNT vroont(e)]. Vroonte is afgeleid van het bn. vroon 'van de (lands)heer' (daardoor ook 'niet privé, dus gemeenschappelijk'), dat weer een afleiding is van een niet in het Nederlands geattesteerd woord *vro 'heer'.
Bij dit niet geattesteerde etymon *vro horen wel Duitse cognaten: os., ohd. frō en oe. frēa 'heer', bij de stam pgm. *frawan- 'heer'. Hierbij ook de vrouwelijke vorm *fraujōn-, waaruit vrouw.
Ook in Franstalig België is dit woord bekend. Maar merkwaardig genoeg heet een straat in Brussel, die in het Frans bekendstaat als de Rue de l'Amigo, en waar vroeger inderdaad een gevangenis heeft gestaan, in de officiële Nederlandse vertaling Vriendstraat.
Literatuur: F. Debrabandere (1994) 'Achter de tralies', in: Nederlands van Nu 42, 58


  naar boven