1.   robot zn. 'mechaniek dat menselijke arbeid verricht'
categorie:
leenwoord
Nnl. robot 'kunstmens in een toneelstuk (zie onder)' in de als massaproduct gefabriceerde lijfeigenen (Roboter) [1922; NRC], 'kunstmens (algemeen)' in daar anders het menschenras spoedig tot een van Robots zou verworden [1924; Vaderland], robot 'kunstmens' [1931; Kramers II], "automaat (in mensengedaante)" [1942; Kramers II], 'mechaniek dat geprogrammeerd is om menselijke werkzaamheden uit te voeren' [1946; WNT].
Ontleend, wellicht via Engels robot 'id.' of Duits Robot 'id.', aan Tsjechisch robot 'id.', een neologisme dat geïntroduceerd is door de Tsjechische schrijver Karel Čapek (1890-1938) in zijn utopische toneelstuk R.U.R. (Rossum's Universal Robots) uit 1920. Hij leidde het woord af van het zn. robota 'zware arbeid', vroeger 'verplichte arbeid in herendienst'.
Tsjechisch robota gaat met metathese terug op Proto-Slavisch *orbota 'zware arbeid, slavernij', waaruit verder o.a. Oudkerkslavisch rabota 'slavernij'. Dit is een afleiding van de wortel *orb- 'arbeid' < pie. *Hrbh-, waaruit ook arbeid. Hierbij hoort een zn. Oudkerkslavisch rabŭ 'slaaf' en men legt wel verband met de wortel *h3orbh- 'wees' (IEW 781), waaruit: Latijn orbus 'kinderloos; ouderloos', orba 'wees; weduwe'; Sanskrit árbha- 'kind'; Oudiers orb 'erfgoed'; Armeens orb 'wees'. De betekenissen wijken echter nogal af.
Čapeks robots werden voorgesteld als menselijke wezens die konden werken en praten, maar ook menselijke eigenschappen of gevoelens hadden, bijv. liefde en machtswellust. R.U.R. werd algauw vertaald in het Duits en het Engels en al in 1922 verschenen er artikelen over in Nederlandse kranten.
Tegenwoordig heeft robot een veel algemenere betekenis en kan elk geavanceerd apparaat dat mechanische arbeid verricht zo genoemd worden.
Fries: robot


  naar boven