1.   tachtig telw. '80'
Mnl. tachtich '80' in vier ende tachtich roeden lands '84 roeden land' [1280; VMNW]. Voor onl. aghtzhogh [ca. 1100; Will.] zie -tig.
Gevormd bij het telwoord acht 1 met het tot achtervoegsel geworden -tig en met een voorvoegsel t- dat oorspr. ook heeft gestaan voor de telwoorden '70' (zie zeventig) en '90', en dat in het Middelnederlands naar analogie ook voorkwam voor de telwoorden 50 en 60. De telwijze van de tientallen boven de zestig weken in het Germaans dus af van die van twintig tot en met zestig; wrsch. is dit een hybride overblijfsel van een oud twaalftallig stelsel dat in Noordwest-Europa moet zijn gehanteerd: vergelijk de afwijkende telwijze in de Germaanse talen na twaalf (zie dertien).
De oorsprong van deze t- is niet helemaal zeker; maar algemeen wordt aangenomen dat het een afgesleten restant is van pgm. *hunda- '100', dat met honderd samenhangt.
Os. antahtoda (ook ahtoda, ahtodoch, ahtedeg); ofri. tachtig (ook achtig, achtantich) (nfri. tachtich); oe. hundeahtatig (ook eahtatig > ne. eighty); got. ahtautehund. Sporen van dit voorvoegsel ontbreken in ohd. ahtozo, ahtozug (nhd. achtzig) en on. átta tigir.
Naast de gewone vorm mnl. tachtich stonden diverse nevenvormen: de belangrijkste waren mnl. tachtentech [1277; VMNW], en achtich [1285-86; VMNW], waarin net als in Duits achtzig en Engels eighty analogiewerking van het telwoord voor '8' is opgetreden. Daarnaast is al vroeg de kruisvorm agtenteg [1240; Bern.] geattesteerd. Aan de vorm tachtentich gaven de Statenvertalers de voorkeur, terwijl Vondel koos voor tachentich, een vorm die nog in vele dialecten bestaat. In beide vormen is -en- onder invloed van de telwoorden voor '70' en '90' ingevoegd.
Literatuur: Van der Sijs 2004: 514-515; Philippa 1987: 116-117
Fries: tachtich


  naar boven