1.   ab- voorv.
categorie:

Dit is oorspr. het Latijnse voorzetsel, bijwoord en voorvoegsel ab(-), voor k en t meestal in de vorm abs-, en voor b, m en v meestal gereduceerd tot ā-. De betekenis van het voorzetsel is 'weg van, vanaf'.
Ontwikkeld uit pie. h2epo, waaruit ook pgm. *aba (zie af) en Grieks apó (zie apo-).
Het voorvoegsel ab- komt alleen voor in Latijnse leenwoorden, welke al dan niet via het Frans in het Nederlands zijn terechtgekomen. Voorbeelden van zulke ontleningen zijn (met ab-) abces, abnormaal, abrupt, abuis, (met abs-) abstract, abstinentie, (met a-) aversie. In Neolatijnse wetenschappelijke termen is het niet frequent. De betekenis van het voorvoegsel in de Latijnse bronwoorden was (net als die van het voorzetsel) 'weg van, vanaf', maar in het Nederlands wordt dat nog maar zelden zo gevoeld.


  naar boven