1.   pro- voorv. 'voor-'
categorie:
leenwoord
Dit is oorspr. het Griekse en Latijnse voorzetsel, bijwoord en voorvoegsel pro, pro-, prō- (Latijn) resp. pró, pro- (Grieks), dat al dan niet via het Frans in vele Nederlandse woorden is terechtgekomen. In samenstellingen betekent Grieks pro- meestal 'vooraan, naar voren', zoals in probállein 'naar voren brengen, voorstellen' (zie probleem), prophḗtēs 'voorspeller' (nnl. profeet), prógramma 'openbare bekendmaking' (nnl. programma), of temporeel 'vooraf, eerder dan' zoals in prólogos 'inleidende tekst' (zie proloog). De meeste van deze woorden zijn ook door het Latijn ontleend en via deze taal in de westerse talen overgenomen. Het Latijnse pro- betekent in samenstellingen meestal 'voor, vooraan, naar voren, van tevoren', zoals in prōicere 'vooruitwerpen' (zie project), prōmovēre 'naar voren bewegen, bevorderen' (zie promoveren), prōtestārī 'in het openbaar getuigen' (zie protesteren), prōvidēre 'vooruitzien' (zie provisie).
Latijn prō en Grieks pró gaat terug op pie. *pro 'voor, vooraan' en zijn verwant met vroeg. Zie ook ver-.
Daarnaast is het Latijnse voorzetsel pro rechtstreeks overgenomen in enkele vaste uitdrukkingen, bijv. pro memorie [1564; iWNT artikel], pro Deo 'kosteloos' (vnnl. prodeo 'kosteloos' [1625; iWNT]). In de 20e eeuw ontstond het gebruik van pro- 'gunstig gezind, vóór' in combinaties als pro-Duitsch, pro-Engelsch 'Duitsgezind, Engelsgezind' [beide 1940; iWNT]. Later werd dit voorvoegsel ook als predicatief bn. gebruikt, zoals in ik ben pro 'ik ben (ergens) voor', en als zn. pro 'argument dat ergens voor pleit, voordeel', zoals in de pro's en de contra's 'de voor- en tegenargumenten; de voor- en de nadelen'.
Fries: pro


  naar boven