1.   adder(en)gebroed
categorie:
geleed woord
Zie: gebroed
2.   boel(er)en
categorie:
geleed woord
Zie: boel 2
3.   en vw. 'alsmede'
categorie:
erfwoord
Onl. ind(e), in 'en' [10e eeuw; W.Ps.], enda [ca. 1100; CG II, 130], ande [1100; Wil.]; mnl. ende [1200; CG II, Servas], en [1236; CG I, 20].
Os. endi; ohd. enti, inti en met andere ablaut unti (nhd. und); ofri. and; oe. and; < pgm. *andi, door grammatische wisseling (het woord was meestal onbeklemtoond) uit pgm. *anþi (> on. en(na) 'maar, en').
Waarsch. gaat het om een woord dat oorspr. 'daartegenover' betekent en verwant is met Latijn ante 'tegen'; Grieks antí; Sanskrit ánti; Hittitisch hanza (bw.) 'vooraan'; bij pie. *h2enti 'aan de voorkant, tegenover'. Het woord is verwant met einde.
Literatuur: E. Sehrt (1916) Zur Geschichte der westgermanischen Konjunktion 'und', Göttingen; G. Schubert (1954) 'Über das Wort "und"', in: Wirkendes Wort 5, 257-65; R. Lühr (1979) 'Das Wort "und" im Westgermanischen', in: MSS 38, 117-154
4.   kladd(er)en
categorie:
klankwoord
Zie: klad
5.   spatt(er)en
Zie: spat 1
6.   spetter(en)
Zie: spat 1
7.   wurm(en)
Zie: worm


  naar boven