1.   muil 2 zn. 'pantoffel'
categorie:
leenwoord
Vnnl. muylen (mv.) 'schoenen met dikke zolen, zoals gedragen door de elite' [1567; Nomenclator, 195], muyl 'pantoffel, sandaal' [1588; Kil.], haer muylen 'haar pantoffels' [1656; WNT], muylen of klompjens sonder over-leer [1676; WNT].
Ontleend aan Frans mule 'damespantoffel die de hiel onbedekt laat' [1556; FEW], ontwikkeld uit of ontleend aan Latijn mulleus 'rode schoen', verkorting van mulleus calceus 'rode schoen (zoals de senatoren die droegen)'. Het Franse woord moet al veel ouder zijn: volgens FEW is namelijk de Oudfranse betekenis mule '(rode) bult aan een hiel' [1314; TLF] hieruit ontstaan; deze laatstgenoemde betekenis is overigens ook in het Middelnederlands gevonden: mulen salmen cureren myt wermer salven 'kloven moet men behandelen met warme zalf' [1460; MNW].
Van Latijn mulleus 'rood' is de herkomst onzeker. Het is geen algemene kleurnaam en het werd voornamelijk gebruikt in de bovengenoemde combinatie met calceus 'schoen, halve laars' (waarvoor zie kous), en later dus als zelfstandig naamwoord voor zo'n 'rode schoen'. Wellicht is het ontleend aan een onbekende taal, zoals ook veel andere Latijnse woorden op -eus. Verwantschap met Grieks mélās 'zwart', zie melancholie, is zeer onwaarschijnlijk.
Literatuur: F. de Tollenaere (1998), 'Etymologica: de geborduurde pantoffels van het MNW', in: TNTL 114, 172-175
Fries: - (slof)


  naar boven