1.   dahlia zn. 'sierplant van een geslacht uit de familie der Compositae'
categorie:
geleerde schepping, eponiem
Nnl. dahlia [1846; WNT steunen I]
Neolatijnse vorm die afgeleid is van de naam van de Zweedse botanicus Anders Dahl (1751-1789), een leerling van Linnaeus. Er komen ongeveer vijftien soorten van het genus dahlia voor in Midden-Amerika; door kruising zijn de z.g. tuindahlia's ontstaan. In 1789 of 1790 werd de eerste dahlia in Madrid geïmporteerd. De Spanjaard Cavanilles eerde Dahl door de plant naar hem te noemen (1791).
Fries: daalje, dalje, dahlia


  naar boven