1.   te 3 bw. ter versterking van een comparatief
categorie:
erfwoord
Mnl. de, deste, des te, te in dat tune dines deste bat 'dat je hem des te beter moet dienen' [1200; VMNW], ombe de meerre vastheden 'voor (des te) meer zekerheid' [1253; VMNW], Dat si dis souden hen te bat ... proeuen 'dat ze zich des te beter zouden kunnen bewijzen' [1265-70; VMNW deste], ic geloefs oec vele te bet dat 'ik geloof (het) ook des te beter dat' [1260-80; VMNW].
Oorspr. de instrumentalis van het aanwijzend voornaamwoord d(i)e, altijd gevolgd door een bijvoeglijke of bijwoordelijke comparatief. De klankwettige vorm de is in het vroegste Middelnederlands nog sporadisch geattesteerd, maar omdat het woordje overwegend voorkwam in de combinatie des de 'des te', waarin des de genitief is van hetzelfde aanwijzend voornaamwoord, ontstond door assimilatie deste. Onder invloed van te 2, dat ook altijd in combinatief met bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden voorkwam, werd dit toch meestal als twee woorden des te gespeld. De enige andere woordcombinatie waarin dit te nog voorkomt, is niettemin.
Os. thiu; ohd. des diu (nhd. desto); oe. þȳ, þē (ne. the); alle met dezelfde bijwoordelijke functie ter versterking van een comparatief; nzw. ty 'want'.
Fries: te (nam(mer)ste 'deste')


  naar boven