|
1. |
beter bn., vergrotende trap van goed. categorie: waarschijnlijk substraatwoord Onl. betera [10e eeuw; W.Ps.]; mnl. beter [1253; CG I, 45]. Vergrotende trap van pgm. *bat- 'goed', zie baten. Deze wortel wordt in alle Germaanse talen gebruikt voor het vormen van de vergrotende en overtreffende trap van pgm. *gōda- 'goed', waarvoor zie goed 1; zie ook best. Os. betera, betara; ohd. bez(z)iro, bez(z)ero (nhd. besser); ofri. betera (nfri. better); oe. betera (ne. better); on. betri (nde. bedre; nzw. bättre); got. batiza; < pgm. *batiza- (bn.). Naast beter, oorspr. alleen als bn., heeft als bijwoord bat, bet bestaan, waarvoor zie bet-. Fries: better
|
naar boven
|