1.   liëren ww. 'verbinden'
categorie:
leenwoord
Nnl. liëren 'verbinden, een hechte relatie aangaan', gezegd van personen, instanties, mogendheden, enz., in deeze omstandigheden hebben ons ... nauwer ... gelieerd [1772; WNT nauw], door een intiem ... bondgenootschap aan Frankrijk ... gelieerd [1783; WNT intiem], de vrouwenorganisaties, welke gelieerd zijn aan de politieke partijen [1961; WNT Aanv. vrouw].
Ontleend aan Frans lier 'verbinden, samenbinden' [ca. 980; Rey], ontwikkeld uit Latijn ligāre 'id.' Zie ook liaison. In tegenstelling tot het zeer algemene Franse woord behoort het Nederlandse tot een hoger stijlniveau.
Latijn ligāre is wrsch. verwant met: mhd. geleich 'verbinding, gewricht'; Albanees lidh 'binden, verbinden'; < pie. *leiǵ-, liǵ- 'binden' (LIV 403).
Fries: liearje


  naar boven