1.   absorberen ww. 'in zich opnemen'
categorie:
leenwoord
Vnnl. absorberen "opsuypen" [1553; Werve]; nnl. ook 'in beslag nemen': Het werk absorbeert mij sterk [1882; WNT].
Ontleend aan Frans absorber 'inzuigen, inslurpen' < Latijn absorbēre 'inslikken, verslinden', gevormd uit ab- en sorbēre 'opslurpen'.
Fries: absorbearje


  naar boven