1.   hugenoot zn. (historisch) 'Franse calvinist'
categorie:
leenwoord
Vnnl. Hughenoten 'id.' [1565; WNT].
Ontleend aan Frans huguenot 'id.' [1552; Rey]. Deze naam gaat terug op die van de Geneefse eyguenots 'bondgenoten tegen de hertog van Savoye' [1520; Rey], uit Zwitsers-Duits Eidgnosse(n) 'eedgenoten, bondgenoten', vanaf de 14e eeuw de algemene aanduiding voor inwoners van de Zwitserse confederatie, gevormd uit woorden die corresponderen met eed en genoot.
De variant huguenot is wrsch. beïnvloed door de naam van een van de leiders van de opstand tegen de hertog van Savoye, Hugues de Besançon uit Genève. De meeste Zwitsers die in opstand kwamen, waren aanhangers van de Reformatie en de term werd aanvankelijk door de katholieken gebruikt als scheldwoord. Franse protestanten gingen deze scheldnaam als erenaam voeren, zie voor een vergelijkbare ontwikkeling geus 1 'vrijheidsstrijder'. Zij kregen vooral onder de regeringen van de koningen Frans II (1559-60) en Karel IX (1560-74) grote politieke betekenis, omdat een aantal belangrijke families zich aan hun hoofd stelden en opkwamen tegen de overheersing van de katholieken aan het Franse hof. Na een reeks bloedige hugenotenoorlogen stond koning Hendrik IV hun bij het Edict van Nantes (1598) volledige vrijheid van godsdienstoefening toe. In 1685 hief Lodewijk XIV dit Edict echter op, waarna hugenoten in groten getale naar de omringende landen vluchtten.


  naar boven