1.   buizen 2 ww. (BN) '(laten) zakken voor een examen'
categorie:
geleed woord, alleen in België of Nederland, substraatwoord
Nnl. buizen, gebuisd worden 'zakken' [1865-70; Schuermans].
Afleiding van het zn. buis in de uitdrukking iemand zijn buis geven 'hem afzeggen, een blauwtje laten lopen', een buis krijgen 'zakken (bij examens)', meestal opgevat als een afleiding bij het werkwoord buizen 'slaan', een nevenvorm van buischen 'slaan, kloppen' [1573; WNT], (mhd. biuschen 'id.'). Dit woord wordt wel in verband gebracht met pgm. *baut- 'slaan', zie beat.
Het woord is ook terechtgekomen in het Waals als buser '(doen) zakken voor een examen' en buse (zn.) 'mislukking, onvoldoende'.
Vergelijkbaar zijn BN flessen '(laten) zakken' en NN stralen, druipen 'afgewezen worden'.


  naar boven