1.   eigenaardig bn. 'vreemd'
categorie:
leenvertaling
Vnnl. dat eigenaartige voedsel (over moedermelk) 'kenmerkend' [1773-76; WNT], eigenaardig 'bijzonder' [1812; WNT], 'typisch, vreemd' [1871; WNT Supp. angora].
Leenvertaling uit Duits eigenartig 'bijzonder', gevormd uit eigen, zie eigen, en artig bij Art 'aard', zie aard.
De betekenis 'kenmerkend', oorspr. volkomen neutraal gebruikt, heeft algauw de connotatie 'bijzonder, opvallend' en daardoor ook wel 'zonderling' meegekregen. In sommige Vlaamse dialecten heeft aardig eenzelfde ontwikkeling ondergaan naar 'vreemd, onwel'.


  naar boven