1.   selectie zn. 'keuze'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping
Vnnl. selectie 'verkiezing' [1658; Meijer]; nnl. selectie 'keus, verkiezing' [1824; Weiland], selectie-theorie [1878; Gids, 4, 383], selectie 'schifting' [1900; Groene Amsterdammer].
Aanvankelijk ontleend aan Latijn sēlēctiō 'id.', dat afgeleid is van sēligere 'weghalen, uitkiezen' (verl.deelw. sēlēctum), een afleiding van legere 'verzamelen, uitkiezen', zie legende, met het voorvoegsel sē-, dat 'scheiding' aanduidt. Eind 19e eeuw opnieuw ontleend, nu aan Engels selection 'teeltkeuze' [1837; OED], eerder al 'keuze' [1646-58; OED], dat ook ontleend is aan Latijn sēlēctiō.
De ontlening van de term selectie in de 19e eeuw vond plaats in het kader van de evolutietheorie van Charles Darwin (1809-82) waarin natural selection 'natuurlijke selectie' [1857; OED] een belangrijke rol speelt.
selecteren 'uitkiezen'. Nnl. ik selecteer[de] (in niet-biologische zin) [1913; NRC], geselecteerd (voor de teelt) [1916; Gids, 1, 303]. In het Nederlands gevormd, mogelijk onder invloed van Frans sélecter 'selecteren (in darwinistische zin)' [1878-79; TLF], als ww. bij selectie. Deze betekenissen worden in het Engels uitgedrukt door het ww. select 'selecteren (in het kader van de theorie van Darwin)' [1859; OED], eerder al 'kiezen' [1567; OED], ontleend aan Latijn sēligere 'weghalen, uitkiezen' (verl.deelw. sēlēctum), het Engels zal voor het Nederlands ook als inspiratiebron gediend hebben.
Fries: seleksjeselektearje


  naar boven