1.   lans zn. 'stootwapen'
categorie:
leenwoord
Mnl. lanc(h)e, lancie 'lans' in in sijn hant voerdi een lanche, met eenen yser 'in zijn hand droeg hij een lans met een ijzeren punt' [1350-1400; MNW], ende brack ... die lancie in drien sticken 'en brak de lans in drie stukken' [1479; MNW-P]; vnnl. lansse, lancie [1599; Kil.], lans [1605; WNT zwang].
Ontleend aan Frans lance 'lans' [1080; Rey] uit Latijn lancea, 'lans, speer'. Dit Latijnse woord is van onzekere verdere herkomst, maar aangezien enkele klassieke auteurs de lans toeschrijven aan bepaalde Keltische stammen, is het mogelijk een Keltisch leenwoord. Grieks lónkhe 'lans' is daarentegen te vroeg geattesteerd om een Keltisch leenwoord te kunnen zijn en zal dus niet verwant zijn.
Fries: lâns


  naar boven