|
1. |
ontfermen ww. 'uit medelijden zorgen voor' categorie: geleed woord Mnl. entfarmen 'medelijden tonen' [1240; Bern.], meestal ontfarmen, zoals in Dat hi der armer siker nonnen Jt schire ontfarmen soude 'dat hij zich spoedig het lot zou aantrekken van de arme zieke non' [1265-70; VMNW], sute urowe ontfarme v des 'lieve vrouwe heb daar medelijden mee' [1265-70; VMNW], Here, ontfarmdi ons 'Heer, ontferm u over ons' [1291-1300; VMNW], ontfermt u huyden over my 'ontferm u heden over mij' [1450-1500; MNW]. Afleiding met de voorvoegsels ont- en af van het bn. arm 2 'behoeftig', gebruikt als vertaling van christelijk Latijn misereri 'medelijden hebben', dat eveneens is afgeleid van het bn. voor 'behoeftig', namelijk miser, waarvoor verder zie misère. Het Duitse equivalent is erbarmen, zie erbarmen. Fries: ûntfermje
|
naar boven
|