1.   taveerne zn. 'herberg'
categorie:
leenwoord
Mnl. tauerne 'wijnhuis, herberg, kroeg' [1240; Bern.], den besten wijn vander stede ... vercoop men ... in de Vlamincstrate ... in de eerste taveerne [1350-1400; MNW-P], die taverne is des duvels scole 'de kroeg is de school van de duivel' [1437; MNW-P]; vnnl. taveerne, taverne 'tapperij, kroeg' in versoucken meer taveernen dan ... kercken 'bezoeken meer kroegen dan kerken' [1527; WNT], taverne 'wijnhuis, herberg, kroeg' [1599; Kil.], 'herberg, eethuis' in ging met S. inde ... taverne eten oesters [1689; WNT].
Ontleend aan Frans taverne 'plaats waar men tegen betaling kan drinken' [1176-81; TLF], ontwikkeld uit Latijn taberna 'winkel, herberg, kroeg', oorspr. 'schuur, hut'. In Engels tavern ontwikkelde zich al in de 15e eeuw een betekenis 'plaats waar men tegen betaling kan eten' [ca. 1440; BDE]. Deze betekenis is door het Nederlands (1689) en het Frans (1825) aan het Engels ontleend (TLF).
Latijn taberna is door dissimilatie ontstaan uit *traberna, een afleiding van trabs (genitief trabis) 'balk, boomstam', verwant met dorp.


  naar boven