1.   blues zn. '(melancholische) muziek'
categorie:
leenwoord
Nnl. Blues 'id.' [1936; WNT Aanv.].
Ontleend aan Amerikaans-Engels blues 'bepaald soort jazz-muziek' [1917], een muziekstijl die in de tweede helft van de 19e eeuw ontstond. De naam houdt vermoedelijk verband met Engelse uitdrukkingen als have the blues 'in een bedrukte stemming zijn', en verder feel blue 'terneergeslagen zijn', look blue 'er triest uitzien' en a fit of the blues 'melancholie, extreme terneergeslagenheid', zie blauw.
Oorspr. had bluesmuziek niet per se zwaarmoedige teksten, hoewel die overheersten; kenmerkend zijn in elk geval de vele blue notes, kleine in plaats van de verwachte grote tertsen, die een melancholische indruk wekken.
Fries: blues


  naar boven