|
1. |
blowen ww. 'softdrugs roken' categorie: leenwoord Nnl. blowen [1970; Broersma]. Ontleend aan Engels blow 'marihuana roken', eerder al Amerikaans-Engels blow 'inhaleren; cocaïne snuiven' [1924; Henderson], een van de specifieke betekenissen die ontstaan zijn uit de algemene betekenis 'blazen'. Voor cognaten van dit werkwoord (ontwikkeld uit Oudengels blāwan) zie blazen. Literatuur: G. Henderson (1968) 'Keys to Crookdom, Blowing Coke', in: E. Partridge A Dictionary of the Underworld, London Fries: blowe
|
naar boven
|