1.   torderen ww. 'ineendraaien zodat een schroefvorm ontstaat'
Nnl. torderen '(metaalbewerking) spiraalvormig ineendraaien zodat windingen ontstaan zoals in een schroefdraad of kurkentrekker' in Een getordeerde draad, die ten deele is getordeerd geworden, verliest bij het magnetiseren veel minder van zijne torsie als een gewoonlijk getordeerde draad [1859; WNT].
Ontleend aan Frans tordre 'ineendraaien van een metaaldraad of snaar' [1690; Rey], eerder al 'buigen (van een ijzeren staaf o.i.d.)', basisbetekenis 'draaien, wikkelen' [1180; Rey], wrsch. op analogische wijze via het verl.deelw. *tors, evenals Spaans torcer en Italiaans torcere ontwikkeld uit vulgair Latijn *torcere, klassiek Latijn torquēre 'draaien, wikkelen'. Zie ook toorts.
Latijn torquēre is verwant met: Sanskrit tark- 'draaien; overleggen'; Tochaars B tärk- 'draaien'; Hittitisch tar(k)uzi 'dansen'; < pie. *terkw-, *trkw-, *torkw- (LIV 635).


  naar boven