1.   topaas zn. 'halfedelsteen'
Mnl. topase 'helder, meestal geelachtig mineraal dat als edelsteen wordt beschouwd' in menech dire sten ... topase, mirauden, ende saphire 'menig kostbare steen, topaas, smaragd en saffier' [1260-70; VMNW], topaes in smiraude topaes ende sardone 'smaragd, topaas en sardonyx' [1285; VMNW].
Ontleend aan Oudfrans topaze 'halfedelgesteente' [1080; Rey], ontleend aan christelijk Latijn topazus < Grieks topázion, tópazos, allemaal met dezelfde betekenis. Verdere herkomst onzeker. Zoals de meeste namen van edelstenen wrsch. van oosterse herkomst.
Volgens Plinius is de topaas vernoemd naar het eiland Topazius, het huidige St. John's Island of Zagbargad in de Rode Zee. Plinius spreekt over een groene edelsteen, mogelijk chrysoliet of peridot, waar het eiland om bekend is. In de Hamito-Semitische taal van de Troglodyten, een volk uit het huidige Ethiopië/Egypte, zou de naam van het eiland zijn afgeleid van een woord dat 'zoeken' betekent, volksetymologisch verklaard vanuit het feit dat het eiland erom bekend staat in de mist te liggen, wat het vroeger een hele zoektocht maakte om het te vinden.
Fries: topaas


  naar boven