1.   groep zn. 'verzameling'
categorie:
leenwoord
Vnnl. groep eerst 'harmonisch geschikte verzameling figuren op een schilderij', in t' ordineren ('het rangschikken, een compositie maken') met verscheyden groepen, welck zijn hoopkens of tropkens volck [1604; WNT]; nnl. dan ook 'verzameling' in algemenere zin, in de hele group 'het hele gezelschap' [1796; WNT], groepen van acacia's en beuken [1838; WNT].
Mogelijk ontleend via Frans groupe 'verzameling figuren in een kunstwerk' [1668; Rey], maar gezien de latere verschijning in het Frans en gezien de attestatie van 1604 wrsch. rechtstreeks ontleend aan Italiaans gruppo 'id.' [eind 15e eeuw; Battaglia], waarvan de grondbetekenis wrsch. 'verzameling, kluwen, kern' is; gruppo is een woord van onduidelijke herkomst, misschien ontleend aan Germaans *kruppa- 'kluwen, dot, prop', zie krop.
Ook in het Frans is de betekenis van groupe algemener geworden, maar deze voor de hand liggende betekenisontwikkeling zal in het Nederlands wrsch. zelfstandig hebben plaatsgevonden. Onder invloed van het Frans komen aan het eind van de 18e eeuw wel enige tijd de spellingen group, grouppe voor.
groeperen ww. 'een groep vormen, in groepen indelen'. Nnl. groeperen "verscheidene figuren tot een geheel zamenstellen" [1824; Weiland], 'in groepen indelen' in de gewassen naar hunne onderlinge verwantschap te groepeeren [1866; WNT rankschikking], 'een groep vormen' in het middelpunt waarom zich alle feiten uit het revolutietijdperk groepeeren [1875; WNT wetgevend]. Ontleend aan Frans grouper 'groeperen, schikken van figuren in een kunstwerk' [1680; Rey], of zelfstandig gevormd van groep met het achtervoegsel -eren.


  naar boven