1.   magnaat zn. 'rijk en machtig persoon'
categorie:
leenwoord
Vnnl. magnaat 'invloedrijk edelman, lid van Hogerhuis' in de Poolsche magnaten [1697; WNT veelvoetig]; nnl. magnaat 'invloedrijk persoon, niet noodzakelijk van adel' in (in Utrecht:) wat sullen de magnaten nu seggen? [1780; WNT], 'rijk en invloedrijk persoon' in de financieele wereld ... hare magnaten [1879; Groene Amsterdammer].
In de oudere betekenis 'edelman, invloedrijk persoon' ontleend aan Laatlatijn magnates, het meervoud van magnas 'edelman, belangrijk persoon', dat een afleiding is van Latijn magnus 'groot', verwant met mega- 'groot'. De betekenis 'door rijkdom machtig persoon' is ontleend aan Amerikaans-Engels magnate, dat in die betekenisuitbreiding voorkomt sinds het 3e kwart van de 19e eeuw [OED].
De Latijnse term magnates werd in Polen en Hongarije gebruikt om edellieden die lid waren van het Hogerhuis mee aan te duiden (WNT, TLF), waardoor het woord ook in West-Europa steeds meer gebruikt werd. Ook vond de ontlening plaats via christelijk Latijn: in het bijbelboek Ecclesiasticus (Jezus Sirach) 33:19 staat in de Latijnse Vulgaat bijv. Audite me magnates & omnes populi 'Luister naar mij, aanzienlijken en alle volken'.
Fries: magnaat


  naar boven