1.   hobbelen ww. 'zachtjes op en neer gaan'
categorie:
intensiefvorming of frequentatief, klankwoord
Mnl. hoblen 'wentelen, rollen' [1477; Teuth.]; vnnl. hobbelen 'tot een klomp, kluwen, knoop of bal maken' [1599; Kil.], 'zachtjes op en neer gaan' in die hobbelt op de baren [1658; WNT]; nnl. de koetskar hobbelt al verder door den mullen zandweg [1867; WNT veluwe II]. Daarnaast bestond het werkwoord hobben 'op en neer gaan' [1599; Kil.].
Herkomst onduidelijk. Qua vorm lijkt hobbelen een frequentatief van hobben, maar dat laatste kan ook een terugvorming uit hobbelen zijn. Er zal wel sprake zijn van klanknabootsende oorsprong, vergelijk woorden als huppelen en hop 3. De betekenissen bij Kiliaan ('tot een kluwen maken', etc.) zijn opmerkelijk; misschien zijn ze secundair en/of zeldzaam, het WNT geeft in elk geval geen andere vindplaatsen, maar veronderstelt wel een oorspronkelijke betekenis 'verwarren'. Verwante woorden zijn er alleen in enkele Duitse dialecten en in Engels hobble 'strompelen'.
Me. hoblen 'zachtjes op en neer gaan' (ne. hobble).
De context van golvend water lijkt in het Vroegnieuwnederlands en nog lang daarna de gewone te zijn, en op grond daarvan is formeel verband met hobbel uitgesloten. Pas in de 19e eeuw wordt het werkwoord ook geassocieerd met hobbels op land.


  naar boven