1.   laudanum zn. 'opiumhoudend slaapmiddel'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping, bedenker bekend
Vnnl. eerst als kunstwoord laudanum opiatum "verdikt heulsap" [1669; Meijer]; nnl. dan een droppel vyf a zes Laudanum [1760; WNT zwangerheid].
Ontleend aan Duits laudanum 'opiumhoudende drank' [1533-34; Weimann 1963, 377], als neologisme geïntroduceerd door de Zwitserse arts en alchemist Paracelsus (1493-1541) voor een tinctuur van alcohol met opium. Wrsch. dacht hij daarbij zowel aan Latijn laudāre 'prijzen', zie laudatie, vanwege de sterke alleshelende kracht van dit wondermiddel, als aan lādanum 'hars uit bepaalde soorten van het plantengeslacht Cistus, veel gebruikt als geneesmiddel en reukstof'.
De attestatie vnnl. zynde de Laudanum zacht en kleefachtig [1698; WNT kleefachtig] betreft niet het opiumhoudende middel, maar ladanum, de medicinale hars; ongetwijfeld liet de schrijver hiervan, C. de Bruyn, zich beïnvloeden door de naam van het opiumsap. Al in 1608 schreef ook Dodonaeus een lange passage over ladanum, waarbij hij zich aan het eind eenmaal vergiste door laudanum te schrijven (zie WNT bal I).
Fries: laudanum


  naar boven