1.   likken 2 ww. 'gladmaken'
categorie:
geleed woord
Mnl. licken 'gladmaken' [1477; Teuth.]; vnnl. lyken ook 'een dijkhelling effenen' [1562; WNT].
Wrsch. te verbinden met gelijken 'lijken', ook 'gelijk maken, vereffenen', afleiding van het bn. gelijk 1.
Ohd. (gi)līhhōn 'polijsten'; mnd. līken 'een dijkhelling effenen'.
In het Middelnederlands bestond ook een bn. ongelick 'niet glad' [1477; Teuth.], in het Vroegnieuwnederlands verschijnt het bn. lick 'glad' [1599; Kil.], en zie ook gelikt.
Fries: -


  naar boven