1.   grijpstuiver zn. 'klein bedrag'
categorie:
geleed woord
Nnl. grijpstuiver 'aalmoes, bedrag van niks' [1914; WNT stuiver I], voor een grijpstuiver 'voor een habbekrats' [1949; WNT Aanv. confectionneeren]; ook wel 'relatief redelijk bedrag' in dat klusje heeft me nog een aardige grijpstuiver opgeleverd [1991; Verschueren].
Gevormd uit grijpen en stuiver. Wrsch. oorspronkelijk een fooi of een aalmoes, dus een stuiver om aan te pakken.
Fries: grypstehealstoer


  naar boven