1.   zij pers. vnw.
Onl. sie, sia (3e pers. mv. en ev. v.) 'zij' [10e eeuw; W.Ps.], ook siu (3 pers. ev. v.) [ca. 1100; Will.]; mnl. si, sie; nnl. zij.
Os. , siu, sia, sie (mnd. sie, si); ohd. , siu, sio, sie (nhd. sie); ofri. se (alleen enclitisch, nfri. se, naast sy uit het Nederlands); alle 'zij (ev. v. en mv.)'; got. si alleen 'zij (ev.v.)'. Voor ne. she 'zij (ev. v.)' en mnl. soe 'id.' zie d(i)e.
Persoonlijke voornaamwoorden voor de derde persoon bestonden in het Proto-Indo-Europees niet als apart paradigma en zijn terug te voeren op aanwijzende voornaamwoorden. Voor het Germaans is dat in de meeste gevallen pie. *h1e, waarvan *ih2 de bijbehorende nominatief enkelvoud vrouwelijk is. Voorafgegaan door het aanwijzend partikel pie. *so leidde dit in het Gotisch en het West-Germaans tot *si of *sī. In het West-Germaans ontstonden hierbij, grotendeels reeds voor de schriftelijke overlevering, onder invloed van de uitgangen van aanwijzende voornaamwoorden (d(i)e enz.) de langere vormen zoals hierboven genoemd. Ook breidde de functie zich uit tot de 3e pers.mv. De klinker van die heeft in het Nederlands niet doorgezet zoals gebeurde bij het Duitse sie. Mede onder invloed van de persoonlijke voornaamwoorden hij, gij en wij is in beklemtoonde positie uiteindelijk *sī > mnl. si > nnl. zij de gewone vorm geworden. De onbeklemtoonde vorm is ze. Voor het persoonlijk voornaamwoord voor de 3e pers. ev. v. en mv. in de andere naamvallen, zie haar 1 en hun, hen.
Fries: se, sy
2.   zij(de) zn. 'kant, flank'
Onl. sīda in Her was ... an eine síde ge gán 'hij was opzijgegaan' [1151-1200; Reimbibel]; mnl. side in bet stein[en] ... wurpen si uon in allen siden 'ze gooiden van alle kanten met stenen naar hem' [1220-40; VMNW], an desside 'aan deze kant' [1224-27; VMNW], een diere swert soe had hi. gegort ane sine side 'hij had een kostbaar zwaard aangegord' [1260-80; VMNW].
Os. sīda (mnd. side); ohd. sīta (nhd. Seite); ofri. sīde (nfri. side); oe. sīde (ne. side); on. síða (nzw. sida); alle 'flank', < pgm. *sīdōn-.
Men leidt dit zn. meestal af van het bn. *sīda-, waaruit: mnd. sīt 'laag, nederig'; ohd. sīto (alleen bw.) 'slap'; ofri. sīde (alleen bw.) 'laag, diep'; oe. sīd 'wijd, uitgestrekt, groot; lang afhangend (van kleding, haar e.d.)'; on. síðr 'lang afhangend' (nzw. sid). In combinatie met wijd bovendien de bijwoordelijke uitdrukking mnl. wide ende side [1265-70; VMNW] (nnl. wijd en zijd), mnd. wide ende side en oe. wīde and sīde 'zich overal uitspreidend'. Het verband tussen al deze betekenissen is niet geheel duidelijk. Volgens Heidermanns is de oorspr. betekenis van het bn./bw. '(lang) uitgestrekt', waarbij dan enerzijds het zn. *sīdōn- 'flank, uiteinde' ontstond; anderzijds ging het bn. via 'uitgestrekt naar onder' ook 'lang afhangend' (oe. en on.), 'laag, nederig' (mnd. en oostelijk mnl.) en 'slap' (ohd.) betekenen.
Algemeen wordt aangenomen dat deze ruimtelijke betekenissen te verbinden zijn met de bijwoordelijke betekenis 'laat' van de wortel pgm. *siþ-/*seiþ- van sedert, de betekenisontwikkeling zou dan te beschrijven zijn als: 'lang, uitgestrekt' > 'ver voortgeschreden' > 'laat'.
Door wegval van intervocalische -d- ontstond uit het zn. zijde de nevenvorm zij. Als eerste lid in samenstellingen is dit de gewone vorm geworden (zijweg, zijstap, zijinstroom enz.). Als simplex is zij daarentegen alleen gangbaar in de betekenis 'zijkant van de menselijke romp'.
In het Middelnederlands was het woord vrijwel synoniem met het leenwoord kant 1. In de hedendaagse standaardtaal, na een eeuwenlange concurrentiestrijd tussen beide woorden in verschillende betekenisnuances en vaste verbindingen, is kant in de meeste gevallen het gewone woord geworden en is zijde in veel gevallen een alternatief in een hoger stijlregister, bijv. overzijde naast overkant, zie ommezijde 'kijk aan de andere kant', overgaan naar gene zijde 'sterven', de zijden van een driehoek. Verder is zij(de) de enige mogelijkheid in afleidingen en als eerste lid in samenstellingen: een zijdelingse beweging, opzijgaan naast aan de kant gaan, enerzijds ... anderzijds naast aan de ene kant ... aan de andere kant, en ontstond er een tautologische samenstelling zijkant 'flank'.
Fries: side


  naar boven