1.   zeven 1 telw. '7'
Onl. sivon in toponiemen, in Sibenuurde, letterlijk 'zevenwoerd' [wrsch. 819-25, kopie 1150-58; Künzel], sivun hofstadi 'zeven hofsteden' [10e eeuw; ONW]; mnl. seven in seuen dagen 'zeven dagen' [1236; VMNW].
Os. siƀun (mnd. seven, söven); ohd. sibun (nhd. sieben); ofri. si(u)gun, sawen, saun (nfri. sân); oe. seofon (ne. seven); on. sjau (nzw. sju); got. sibun; < pgm. *sebun.
Verwant met: Latijn septem (Frans sept); Grieks heptá; Sanskrit saptá; Avestisch hapta; Litouws septynì; Oudkerkslavisch sedmĭ (Russisch sem'); Oudiers secht; Armeens ewtʿn; Albanees shtatë; Tochaars A ṣpät; < pie. *septm (IEW 909). Het is onduidelijk waarom in de Germaanse vormen elk spoor van een dentaal ontbreekt.
Fries: sân


  naar boven