1.   joviaal bn. 'blijmoedig, hartelijk'
categorie:
leenwoord, eponiem
Vnnl. in een geisoleerde vindplaats ioviaal 'vrolijk en goedgunstig' [1642; WNT]; daarna pas weer nnl. in altijd even joviaal en opgeruimd [1840; WNT].
Via Frans jovial 'id.' [1549; Rey] ontleend aan Italiaans gioviale 'id.' [voor 1566; Rey], eerder 'onder invloed van de planeet Jupiter staande' [14e eeuw; Rey], letterlijk 'betreffende de planeet Jupiter' [1317-21; Rey]. In die laatste betekenis ontleend aan Latijn ioviālis 'betreffende Jupiter', een afleiding van Vroeglatijn Iūs (genitief Iovis) 'Romeinse oppergod', een naam die in het klassiek Latijn vervangen werd door Iūpiter.
Iūpiter is verwant met Grieks Zéus patḗr 'Zeus (Griekse oppergod)'; Sanskrit Dyáuṣ pitā́; < pie. *diḗus ph2tḗr. Dit is de enige bekende Indo-Europese godennaam; andere godennamen uit bijv. het Sanskrit en het Grieks hebben geen betrouwbare etymologie. Het tweede lid is hetzelfde woord als vader. Het eerste is verwant met woorden voor 'dag', pie. *dei-eu- (IEW 184): Latijn diēs (Frans -di; zie ook dies en journaal 1); Sanskrit dívā 'overdag'; Oudiers die; Armeens tiv; maar niet pgm. *daga-, *dōga- (zie dag). Zeus moet dus oorspr. de god van de heldere hemel of de zonnegod geweest zijn, letterlijk de 'vader van de dag'. Het algemene woord voor 'god' is van dezelfde vorm afgeleid: pie. *déiuos (IEW 185), waaruit: Latijn deus; Sanskrit devá-; Litouws dievas; Oudiers día; en de Germaanse godennaam pgm. *Tiwaz (ohd. Zīo; oe. Tīg; on. Týr, tívar; zie ook dinsdag).


  naar boven