1.   lunch zn. 'middagmaaltijd'
categorie:
leenwoord
Nnl. lunch "het tweede ontbijt, vóór-middagmaal" [1855; Kramers].
Ontleend aan Engels lunch 'eenvoudige tussenmaaltijd' [1829; OED], eerder al 'homp' [1591; OED], verdere herkomst onzeker. Het woord kan gevormd zijn bij lump 'homp' naar analogie van woordparen als hump, hunch en bump, bunch. Onduidelijk is ook de relatie met het synoniem luncheon, dat in beide betekenissen ouder is: 'homp' [1580; OED], 'eenvoudige tussenmaaltijd' [1809; OED], maar in deze laatste betekenis eerder al lunchings (mv.) [ca. 1652; OED]. Men schrijft deze vorm wel toe aan volksetymologische invloed van nuncheon (vero.) 'lichte versnapering of drankje tussen de maaltijden', een verbasterde samenstelling uit noon 'middag', zie noen, en Middelengels schenchen, zie schenken.
De betekenis 'lichte, eenvoudige middagmaaltijd', ook wel tweede ontbijt genoemd, is in het Nederlands uitgebreid tot algemener 'maaltijd rond het middaguur, van welke aard en omvang dan ook'.
lunchen ww. 'een lunch gebruiken'. Nnl. had ... geluncht [1901; WNT]. Afleiding van lunch.
Literatuur: Debrabandere 2000, 118-119
Fries: lunch ◆ lunche


  naar boven