1.   onyx zn. 'siersteen'
categorie:
leenwoord
Mnl. onich, onix 'siersteen, agaat met grijze strepen', eerst in een vorm met een Latijns aandoende uitgang in vp elke scoudre stonden steene. onichem ende sardonen ghemene 'op elke schouder zaten stenen, onixen en sardonixen door elkaar' [1285; VMNW], dan onix dats ... een ... diere steen 'onyx is een kostbare steen' [1287; CG II], ii. onichen stenen 'twee onyxstenen' [1460-62; MNW-P]; vnnl. nemen twee onix steenen, ende daer op grauen ... 'twee onyxen nemen en daarin graveren ...' [1526; WNT zegel], een onyx [1692; WNT moor I].
Ontleend aan Latijn onyx (genitief onychis), dat zelf ontleend is aan Grieks ónux 'onyx', eerder ook al 'klauw, vingernagel', verwant met nagel. De naam zou berusten op de overeenkomst in kleur van de kwartsachtige siersteen en een vingernagel, maar kan ook volksetymologisch aan dat woord zijn aangepast.
Fries: oniks


  naar boven