1.   krater zn. 'mond van een vulkaan'
categorie:
leenwoord
Nnl. Om de gedaante van eenen kroes geeft men ook dien naam aan den vuurmond van eenen brandenden berg, in hedendaagsche schriften krater [1803; Weiland], De ... krater van den Etna [1834; WNT werkeloosheid].
Ontleend aan Latijn crātēr 'vulkaankrater; mengvat; waterbekken', ontleend aan Grieks krātḗr 'id.'.
Van Grieks krātḗr is de betekenis 'mengvat' de oorspronkelijke. Het woord is afgeleid van kerannúnai 'mengen', dat verwant is met: Sanskrit ā-śír- 'mengsel', ā-śīrta- 'gemengd'; Avestisch sārəṇtē 'zich verenigen'; bij de wortel pie. *ḱerh2- (LIV 328).
Fries: krater


  naar boven