1.   mortel zn. 'metselspecie'
categorie:
leenwoord
Mnl. eerst in de vorm morter 'metselspecie, kalkmengsel' [1240; Bern.], hout ende steene ende morter [1285; Rijmb.], dattet scheen dat die muere golt voer morter hadde 'dat het leek of de muren gevoegd waren met goud' [1460-80; MNW-P], dan ook mortel 'kalkmengsel, metselspecie' in hout, steen, mortel [1460; MNW].
Mortel is gevormd met dissimilatie van de tweede -r > -l uit morter, dat is ontleend aan Latijn mortārium 'vijzel; mengsel met kalk', zie marmer; reeds in het Latijn is de betekenis van 'vijzel' ook overgegaan op 'datgene wat in de vijzel verpulverd wordt'.
Fries: mortel


  naar boven